Aandachtspunten in de samenwerking tussen trainer en trainingsacteur
Rolverdeling
- Trainer en trainingsacteur vormen een krachtig duo.
- We zijn 2 vanuit een eigen vakgebied, gelijkwaardige professionals.
Trainer:
- Heeft de regie van de training.
- Hij/zij legt, waar nodig, verbanden met thema, modellen en theorie.
- Hij heeft de eindverantwoordelijkheid voor het groeps-en leerproces.
- Instrueert en regisseert de trainingsacteur
- Legt de oefensituatie stil waar nodig
- Draagt zorg opdat de deelnemer het beste uit zichzelf naar boven haalt (succes laten ervaren, vaardiger laten worden en laten groeien)
Trainingsacteur
- Maakt zichzelf een waardevol instrument ism de trainer
- Levert beïnvloedbaar gedrag in interactie met de deelnemers.
- Richt zich op de trainer, de deelnemer, het leerdoel van de training en het leerdoel van de deelnemer;
- Speelt vanuit de theorie: kent de theorie van de training en vertaalt die in zijn spel naar oefensituatie en naar de praktijk;
- Acteert geloofwaardig en gedoseerd, creëert leersituaties,
- Geeft aansluitend feedback over hoe hij de interventies heeft ervaren en geeft indien gevraagd een tip vanuit zijn rol.
Voorbespreking:
Voorafgaand de training is het van belang dat de trainer en trainingsacteur contact hebben met elkaar. (bij voorkeur telefonisch een aantal dagen van tevoren).
Onderwerpen waarover de trainingsacteur geïnformeerd wordt:
- Kader en doel van de training
- Welke theorie is behandeld
- Hoe is de samenstelling van de groep (welke functie, is er sprake van weerstand, de sfeer in de groep en eventuele bijzonderheden)
- Wat je als trainer belangrijke aandachtspunten vindt waar de trainingsacteur op kan letten
- Welke mogelijke werkvorm(en) kunnen het beste gehanteerd worden
- Afspraken maken over hoe je als trainer en trainingsacteur op elkaar afgestemd kunt blijven
- Trainingsacteur is dienstbaar aan het leerproces van de deelnemer
- Verduidelijking waarom er in deze training gekozen is voor het oefenen middels trainingsacteurs
- Laat de deelnemer goed nadenken waar hij/zij mee wil oefenen. Geef suggesties indien je als trainer iets opgemerkt hebt gedurende de training
- Geef helder weer hoe de oefensituatie eruit ziet, wat de deelnemers kunnen verwachten en hoe ze zelf sturing kunnen geven aan datgene wat ze willen oefenen.
- Licht de rol van de trainer toe als het gaat om de begeleiding tijdens de oefensituatie
Kennismaken met de trainingsacteur
- De trainingsacteur wordt bij binnenkomst welkom geheten door de trainer, weer wat er besproken is met de groep bij de aankondiging van de acteur indien er bijzonderheden zijn.
- De trainingsacteur stelt zichzelf voor:
- Wie ben ik / Wat doe ik/ Hoe doe ik het/ werkwijze
Casuïstiek
- Eigen casussen (meest effectief wanneer het gaat om het oefenen van gesprekken met personen die de deelnemer (her)kent)
- Van te voren uitgeschreven casussen zijn aanwezig indien men geen eigen casus voor kan leggen
Regels gedurende de oefensituatie:
Wie kan de oefensituatie stoppen:
- De deelnemer / De trainer / De acteur
Voorbespreking met de specifieke deelnemer (oefenaar)
- De trainer bespreekt leerdoel: Wat wil je specifiek leren in deze situatie? Aandachtspunt: indien het mogelijk is, laat de deelnemer daar zelf al ruim van tevoren over nadenken.
- De trainingsacteur vraagt door op wat hij kan doen om de deelnemer daarin te faciliteren (bijvoorbeeld het tonen van specifiek gedrag waarmee de deelnemer wil oefenen).
- Herhaal het leerdoel van de deelnemer en vraag de groep op deze interventie te letten op wat deelnemer aan concreet gedrag laat zien (dit is waar de groep feedback op zal geven aan de deelnemer)
Wanneer leg je de oefensituatie als trainer stil?
- Wanneer de deelnemer vastloopt
- Als de deelnemer het gedrag van de trainingsacteur wil bijsturen
- De trainer een interventie wil plegen (bv. hij vraagt de trainingsacteur vanuit zijn rol te vertellen hoe hij zich voelt en wat hij nodig heeft)
- Je ziet en hoort dat leerdoel behaald is
De nabespreking
Het is belangrijk dat de trainer bij de nabespreking het heft in handen neemt. De gebruikelijke volgorde bij feedback geven is:
- Eerst de deelnemer stoom laten afblazen
- Feedback van aan mooie interventies zien gebeuren?
- Trainingsacteur geeft feedback in de rol
- Vanuit zijn expertise als interactiespecialist geeft de trainingsacteur feedback (let hierbij op tijdsbewaking)
- Trainer geeft feedback (verband leggen met het inhoudelijke kader)
Belangrijk is het zuiver hanteren van de feedbackregels:
- Benoem vooral positieve punten en richt je . Het betreft hier het handelen van de deelnemer en het effect op de ander.
- .Houd inhoud en proces (interactie) gescheiden.
- Praat alleen over wat hier ter plekke in deze oefensituatie is gebeurd
- Doseer de feedback zodat de deelnemer de informatie kan verwerken en kan gebruiken om de succeservaring te bewerkstelligen.
- Indien de tijd het niet toelaat de mededeelnemers actief aan de feedback te laten deelnemen, kan het heel effectief zijn na het rollenspel een korte ronde te houden waarin de toeschouwers wordt gevraagd wat ze voor zichzelf meenemen uit dit rollenspel.
Observaties door de groep:
- Zeer gerichte kijkopdrachten verdelen (over een aantal deelnemers)
- Houd de nabespreking kort en krachtig.
- Vraag aan het einde aan de deelnemer wat hem bij blijft van de feedback en/of geef zelf een samenvatting.
Herkansing oefensituatie
Oefensituaties werken het meest effectief wanneer de deelnemer de kans krijgt de feedback direct toe te passen. De trainer draagt er zorg voor dat de deelnemer een succeservaring beleeft,
Afronding tussen deelnemers en trainingsacteur
- Bedank de trainingsacteur voor de inzet.
- Vraag aan de groep wat hun ervaringen zijn met het oefenen met trainingsacteurs, wat heeft het opgeleverd?
- Vraag aan de trainingsacteurs naar hun ervaring van de oefensituaties
Afsluiting tussen trainer en trainingsacteur
Alvorens afscheid te nemen is het goed om t reflecteren op de: Wat ging goed? Wat kan beter? Wat heb je van de ander nodig om bij een volgende gelegenheid tot een nog betere samenwerking te komen. Indien wenselijk kan er achteraf ook nog contact zijn tussen de trainer en acteur.
Verschillende werkvormen bij een oefensituatie:
- De 1 op 1 situatie. Geeft de mogelijkheid om aan iemands persoonlijke effectiviteit te werken in een specifieke situatie.
- De groep zit in een halve cirkel rond de acteur. De acteur speelt de deelnemers op hun zitplaats aan. Vooral geschikt om delen van een gesprek te onderzoeken op valkuilen en op specifieke vaardigheden
- Iedereen dezelfde casus door drie verschillende deelnemers.De deelnemers kunnen op de gang op hun beurt wachten als de casus inhoudelijk een verrassing moet blijven, maar dit hoeft niet. De oefenende deelnemer kan na de situatie even kort stoom afblazen en daarna is de volgende deelnemer aan de beurt. Pas als alle oefenende deelnemers zijn geweest wordt uitgebreider nabesproken. Eventueel kan een deelnemer nog zijn of haar situatie herkansen mocht daar aanleiding toe zijn.
Doel
- Doel is in korte tijd een aantal verschillende aanpakken van deelnemers te verzamelen en meer oefenmomenten uit één casus of situatie te halen. Geschikt voor het oefenen van situaties waarin de interactie iets langer duurt (2-3 min). Bijvoorbeeld het geven van feedback, het geven van eenvoudig slecht nieuws, het afhandelen van een klacht of reageren op een onverwachte situatie met een gezinslid.
- Inspringspel Deelnemers nemen het gesprek van elkaar over als iemand vastloopt. Goed om de nabespreking dynamisch te houden en zoveel mogelijk deelnemers praktisch te laten oefenen.
- Trainingsacteur speelt de deelnemer om te laten ervaren hoe de boodschap overkomt ( deze vorm mag geen demonstratie worden van hoe het hoort maar is bedoeld om de deelnemer het effect van zijn eigen gedrag te laten ervaren).
Regietheater
- Een werkvorm waarin 2 acteurs samen de casus uitspelen en de deelnemers de acteurs d.m.v. concrete gedragsaanwijzingen mogen aansturen. Geschikt voor grotere groepen en voor groepen waarin nog onvoldoende onderling vertrouwen bestaat waardoor rollenspel in een 1 op 1 situatie als te bedreigend wordt ervaren.
- Een aantal deelnemers (3-12) voeren gezamenlijk hetzelfde gesprek met de acteur. De acteur begint het gesprek met één deelnemer en bepaalt op een zeker momenten om het gesprek met een andere deelnemer voort te zetten (na 20 – 50 sec). Na weer een korte interactie zoekt de acteur opnieuw een volgende deelnemer, en zo voorts. Er is dus telkens één deelnemer in gesprek met de acteur, maar de hele groep deelnemers is verantwoordelijk voor het eindresultaat.
- Momenten voor de acteur om een nieuwe gesprekspartner te zoeken zijn bijvoorbeeld: het loopt heel lekker, de acteur zou zo nog wel even door kunnen gaan of het loopt juist niet zo lekker en de acteur zoekt zijn heil even bij iemand anders. Ook een trainer kan aangeven dat de acteur een nieuwe gesprekspartner kan zoeken. Het is mooi als het hele gesprek een begin en een eind krijgt, hier kan de acteur op aansturen. Nabespreken op hoogtepunten: Wat werkte wel, wat werkte niet.
Doel
- Doel is meerdere deelnemers tegelijk te laten oefenen in een wat langere oefening (5 min). Dit wordt doorgaans door deelnemers als veiliger ervaren dan iets “in je eentje” te moeten doen. En, de deelnemers helpen elkaar, maar zitten soms ook met elkaars “erfenis” opgescheept. Dit verhoogt onderlinge betrokkenheid en levert soms hilarische situaties op.
- Geschikt voor een gesprek waarin “meer speelt” bij de acteur dan zo op het eerste oog merkbaar, waarbij het gaat om het vinden van aansluiting, of een ingang voor beïnvloeding.